Familie opstellingen

Een familie opstelling laat laat je zonder woorden zien wat onbewuste oorzaken zijn achter je gedrag. Familie opstellingen helpen om verborgen verbanden te zien met het grotere geheel waar je onderdeel van bent. Als de verstrikkingen zichtbaar zijn, kun je nieuwe mogelijkheden vinden om je los te maken van beperkende patronen.  Veel van je oude patronen, overtuigingen en gedrag vinden hun oorsprong in de familie waarin je bent opgegroeid. Vanuit een onbewuste loyaliteit neem je beperkende patronen mee. In een familie opstelling wordt gewerkt met representanten. Zij vertegenwoordigen bijvoorbeeld iemand uit je familie. Ze kunnen jou en je familieleden representeren, maar ook abstracte dingen zoals het leven,  je geloof, het lot, werk of je geboorteland. 

Onder een familie verstaan we meer dan alleen het gezin waarin je geboren bent. Ook opa’s, oma’s, ooms, tantes, nichtjes en neefjes horen erbij. Het is zelfs nog groter. De vaders en moeders, broers en zussen van jouw opa en oma horen er ook nog bij. En zelfs nog verder terug. Een familie is opgebouwd uit meerdere generaties. Een generatie is de laag van bijvoorbeeld jouw broers en zussen. Daarboven zit de generatie van jouw ouders met hun broers en zussen. En daarboven zit dan weer de generatie van hun vader en moeder (jouw opa en oma) en daar ook weer de broers en zussen van.

Je zou zo’n familie kunnen zien als een mobile. Daar hangen allemaal dingetjes aan die in evenwicht moeten zijn anders zakt de mobile scheef. Bij families gebeurt dat ook, meestal zonder dat we het weten. Als het met iemand niet goed gaat, als er iets is dat het leven te zwaar maakt voor deze persoon gaat een ander de zorgen overnemen. Door een familie opstelling te doen kun je zien wie er de zorg van een ander heeft overgenomen. Degene die de zorg op zich neemt lijdt daar meestal onder. Eigenlijk verschuif je dus het probleem.

Hoe doe je een familie opstelling?
Er is een kring van mensen en er is een begeleider. De begeleider informeert wie er een probleem uit het dagelijks leven in wil brengen. De begeleider praat kort met degene die een probleem ervaart (de cliënt). Hij of zij weet door dit gesprekje welke personen uit de familie iets te maken hebben met de vraag. Dan mag de cliënt uit de groep mensen iemand uitkiezen die de persoon uit de familie mag vertegenwoordigen (representeren). Deze persoon uit de kring krijgt een plek in het midden en mag daar gaan staan. Dan voelt deze persoon zich net zoals het familielid van de cliënt waar de informatie over gaat. De cliënt gaat er ook bij staan en zo ontstaat er een spel van gevoelens dat zichtbaar wordt voor de buitenwereld. De begeleider werkt nu met de mensen en zo wordt duidelijk waar het probleem zit. Dan kan er aan het probleem gewerkt worden.