Gedrag
Gedrag is dat wat je doet. Jij en anderen kunnen waarnemen wat je doet. Er bestaat verschil tussen bewust en onbewust gedrag. Ook is er nog innerlijk gedrag. De hele dag vertoon je gedrag. Je wordt wakker, je kleedt je aan, je gaat ontbijten. Gedrag is dus een ander woord voor doen. Je hebt gedrag dat je bewust laat zien en gedrag dat onbewust is. Het verschil in die gedragingen is…
Kortom betekent gedrag het geheel van iemands acties en reacties, doen en laten. Gedrag kan bewust of onbewust worden aangestuurd. Dit heeft te maken met je hormoonstelsel en met je zenuwstelsel. Motivatie bepaalt voor een groot deel of je bepaald gedrag wel of niet zult uitvoeren. Je gedrag kan worden bepaald door interne of externe factoren. Je kunt gedrag verdelen in 2 uitingsvormen:
- Waarneembaar gedrag die je kunt zien. Je ziet bijvoorbeeld dat iemand aan het lachen of huilen is, schreeuwen of stampvoeten.
- Innerlijk gedrag wat iemand van binnen ervaart. Dit wat je denkt en voelt. Iemand kan bijvoorbeeld denken: “Ik ben jaloers op jou” maar hier niets van laten blijken door te glimlachen en dit niet te bespreken.
Gepland gedrag ontstaat door een intentie. Een intentie ontstaat door het belang wat aan een bepaalde gedragsvorm wordt gehecht, hoe de omgeving over dat gedrag denkt en de ingeschatte beheersing of vaardigheid van de betreffende persoon. De oorzaak van gedrag zit in de behoeften die wij hebben en willen bevredigen. Wanneer je een bepaalde behoefte hebt zorgt dit voor een bepaald gevoel of een emotionele toestand. Het lichaam wil de emotionele toestand verhelpen waardoor een motivatie ontstaat om dit op te lossen. Je gaat op zoek naar een passende oplossing. Als er een positieve oplossing is gevonden is er sprake van adaptief gedrag. Het kan ook zijn dat er op en een negatieve oplossing wordt gevonden; dan is er sprake van maladaptief gedrag (iemand gebruikt bijvoorbeeld drugs of alcohol om zijn gevoel te verdoven).
Een gedragspatroon is een samenstelsel van gedragingen. Er zijn 4 manieren om een gedragspatroon te doorbreken:
- De stimulus van het gedrag uit de weg gaan. Een stimulus kan intern of extern zijn. Stel dat een kind denkt dat het niet goed genoeg is, dan is dit een interne trigger. Stel dat het kind gepest wordt op school, dan kan dit een externe trigger zijn.
- De gedachte beïnvloeden. Door bijvoorbeeld het gebruik van affirmaties en visualisaties.
- Het resultaat beïnvloeden. Door andere keuzes te leren maken, wordt het resultaat van het gedrag veranderd.
- Een combinatie van deze 3 manieren.
Kinderyoga en gedrag
Ook in je yogales heb je te maken met gedrag. Het fijnst is het natuurlijk als de kinderen ‘braaf’ meedoen met je les, maar wat al een jonge yogi er even geen zin in heeft en storend gedrag laat zien? Kinderyoga kan helpen om adaptief gedrag te stimuleren bij kinderen en dus te leren naar hun gevoel te luisteren en op een geduldige wijze naar een oplossing te zoeken voor problemen. Op die manier kunnen negatieve gedragspatronen worden doorbroken (zoals bijvoorbeeld een kind dat veel negatieve aandacht vraagt in de yogales). Door kinderyoga kan een kind inzicht krijgen in wat zijn gedrag oproept.
Wat is ‘storend’ gedrag?
Dat zal voor iedereen kinderyoga docent anders zijn, maar in het algemeen kun je zeggen dat ‘storend’ de sfeer en energie in je les verstoort. Vaak heeft een docent last van als een kind steeds door de les roept dat hij of zij iets ‘stom’ vindt en ‘dus niet meedoet’. Ik kies er dan voor om aan te haken bij de yoga leefregels. Wat doen we wel in een yogales (Niyama) en wat doen we niet tijdens een yogales (Yama).
Niyama
Zuiver zijn (saucha)
Tevreden zijn(santosa)
Discipline hebben (tapas)
Jezelf kennen (svadhyaya)
Vertrouwen hebben (isvara pranidhana)
Yama
Geweld gebruiken (ahimsa)
Oneerlijk zijn (satya)
Dingen stelen (asteya)
Driftig zijn (brahmacharya)
Hebberig zijn (aparigraha)